Sommige citaten zijn wezen of hebben meerdere ouders. ‘We do not see things as they are. We see things as we are’ is zo’n citaat. Anaïs Nin, Steven Covey, Paolo Coehlo en een rabbijn in de Talmoed zijn een paar namen die worden genoemd als ‘ouder’ van dit citaat. Een interessante gedachte om deze ouders in een gedroomde werkelijkheid met elkaar aan tafel te zetten, wat voor gesprekken en nieuwe citaten zouden daar wel niet uit voortkomen?
Wie de bron ook was, het citaat leeft en raakt een snaar bij velen, zo ook bij mij. Er zijn dagen dat het extra tot leven komt en aanzet tot nadenken en, in het gunstigste geval, actie. Bij mijn tweede deelname aan de wekelijkse Drie Bronnen Pelgrimstocht was dat het geval.
Een ontspannen zaterdagtrein
Wandelen brengt mij buiten mijn stadse leven en mijn dagelijkse woon-werkritten met de trein. Woon-werk-treinen betekent opengeklapte laptops, koffie-to-go en Belangrijk Klinkende Telefonische Vergaderingen. Deze zaterdag ben ik in de trein omringd door een ander publiek. Mensen zijn op weg naar familie, uitjes, sport of een evenement. Het voelt ontspannen. Het enige scherm dat ik zie is van een meisje dat spelltjes doet op de ipad.
Wanneer ik uitstap bij Heiloo drink ik net als vorige keer koffie naast het station. Ik blijf bij de toonbank staan terwijl mijn bestelling wordt gemaakt, betaalpas in de hand. Vriendelijk wordt ik uitgenodigd om rustig te gaan zitten- betalen komt straks wel. Het confronteert mij met de haast die in mijn lijf is gaan zitten. Een opgejaagd gevoel is gewoon geworden. In de supermarkt, op het station, bij de to-go winkels, aan de telefoon bij de huisarts- snel en efficiënt praten en handelen is de norm. Draal of twijfel je, dan wordt er gezucht of je verliest je plek en kunt achteraan aansluiten. Het is gewoon gaan voelen, maar hoe gewoon is het eigenlijk?
"Heb je pech, dan los je het zelf maar op."
Wie zich een opgejaagd nummer voelt, vraagt ook niet snel om hulp. Waar ik ook ben, ik ga er altijd van uit dat ik problemen zelf moet oplossen. In mijn anonieme stadsleven is ‘verwacht geen hulp, vraag geen hulp’ mijn motto geworden. We doen in de spits ons best elkaar te vermijden én een eigen plek op te eisen. We kijken elkaar niet aan, doen onze oortjes in en eisen de best mogelijke plek voor onszelf op. Heb je pech, dan los je het zelf maar op, wij hebben haast.
In het water
Tijdens de prachtige wandeling rondom Heiloo en Egmond-Binnen krijg ik pech. Halverwege de wandeling splitst de groep in tweeën omdat sommigen vandaag een kortere ronde lopen. Bij de afscheidsomhelzingen schuift mijn pet naar achteren op mijn hoofd. Een korte maar krachtige windvlaag rukt hem van mijn hoofd en met een sierlijke bocht belandt hij in het water. Het is de pet van de Vierdaagse van Apeldoorn, een mijn van mijn meest geliefde wandelevenementen. Thuis heb ik nog een exemplaar liggen. Toch doet het pijn. Ik kijk naar de steile, dichtbegroeide oevers van het water. Het afscheid van een paar medepelgrims lijkt ook het afscheid van mijn pet te zijn.
"Wanneer ben ik gestopt met vertrouwen op anderen?"
Daar denkt een medepelgrim van mij anders over. Hij kijkt naar twee jongens die aan het vissen zijn. Zouden zij de pet niet uit het water kunnen vissen? Anderen vallen hem bij maar in mijn hoofd speelt mijn stadse motto ‘verwacht geen hulp, vraag geen hulp’. Twee vreemde jongeren om hulp vragen? Voor een petje? Daar hebben die jongens toch helemaal geen zin in? Ik ging het niet eens proberen.
De blik van verbondenheid
Onverstoord loopt mijn medepelgrim naar de jongens en praat met hen. Zonder dralen loopt één van hen naar de steile oever, hij gaat onverschrokken aan de ‘verkeerde’ kant van de brugleuning staan. In één haal vist hij de pet op. Het duurt alles bij elkaar nog geen twee minuten. Hulp gevraagd en hulp gekregen. Ik ben alert genoeg om de jongen hartelijk te bedanken maar diep van binnen heb ik kortsluiting. Wat is er met mij gebeurd in mijn anonieme stadsleven? Wanneer ben ik gestopt met hulp vragen, met vertrouwen op welwillendheid bij anderen om mij te helpen?
We do not see things as they are. We see things as we are. Ik zag de vissende jongens met mijn Stadse Spitsuur-blik waarin ik onbekenden liever niet lastig val met mijn vragen. Mijn medepelgrim zag hen met de blik van verbondenheid.
Ren in die richting
Met de natte pet in mijn hand loop ik verder en denk tussen de gesprekken door na. Aan de ene kant maakt de wijze waarop je naar anderen kijkt het verschil. Aan de andere kant is het stadsleven vaak ook rauw en anoniem en stuit je open stellen vaak op negeren of afwijzen. Zo ga ik naar huis met twee uitnodigingen aan mijzelf. De eerste uitnodiging is om meer met de blik van verbondenheid te kijken naar de mensen om mij heen.
De andere uitnodiging is een vraag: in hoeverre past mijn omgeving bij mijn verlangen naar verbondenheid? Want jezelf anders opstellen is één, maar soms past wat jij verlangt niet in de omgeving waar je je bevindt. En dát kan weer geheel nieuwe paden openen. Een citaat van Rumi dat ik onderweg zag, komt bij mij op, als aansporing: ´Je hart kent de weg. Ren in die richting.’
Het citaat komt uit de fototentoonstelling 'Walking with Rumi'. Deze is tot en met eind september te zien op de route van de pelgrimstocht. Ariane Blees schreef er een artikel over.
Reactie plaatsen
Reacties
Dank je wel, Juanita. Met elk post laat je ons even uit de snelweg van het leven stappen, zodat we kunnen stilstaan, nadenken en het tempo waarin we leven wat vertragen.
Zo mooi verwoord María, dankjewel!
Wat mooi van die jongens die je hielpen om je favoriete pet uit het water te vissen.
Ik denk bij zoiets meestal;
Als ze mij om hulp vragen help ik hun.
Dus waarom zouden ze mij dan niet helpen.
Zo zie je dat er nog aardige mensen zijn op deze aardbol.
Groetjes Helma.
Bedankt voor je reactie Helma!